In de pers


Over zijn televisievormgeving
Graphics in motion. Frans Lasès’ designs contain a highly satirical touch; he gives life as well as colour and sharp comments to many musical programmes shown on VARA tv station. (...)
(Novum Gebrauchsgrafik – mei 1975)

(…) Acht Frans Lasès het vormgeven voor tv een op zichzelf staande kunstvorm?
Frans: ‘Je bent als ontwerper emotioneel en functioneel aan en voor een tv-programma bezig. De ene regisseur is wat sterker in het overbrengen van zijn bedoelingen dan de ander. Al pratend kom je samen tot de opdracht. Dat kan soms resulteren in aardige tot zeer geslaagde werkstukken. Dat anderen die resultaten soms kunst noemen… ik heb er geen bezwaar tegen, en in bepaalde gevallen klopt het zelfs.’
(Televisie jaarboek – 1982)

(…) Uit het artikel in het vakblad ‘Graficus’ is op te maken dat Frans Lasès zich graficus voelt als hij in het scheppende proces van het ontwerpen zit, maar dat hij zich eenmaal in de studio aangekomen helemaal tv-maker voelt. Heeft een ontwerper in de grafische industrie als beeldend kunstenaar qua levensduur van zijn werkstukken niet oneindig langer plezier dan de tv-vormgever van dat van hem? Met andere woorden: is het videografische product niet te vluchtig, wordt er niet heel veel tijd besteed aan iets dat ‘in een vloek en een zucht’ voorbij flitst? Frans Lasès: ‘Als ik een omslag maak voor de VPRO Gids, kan ik daar bij wijze van spreken een week continue naar gaan zitten kijken. Bij een boekomslag kan ik er naar kijken zolang ik wil, tot het bij wijze van spreken uit elkaar valt. Een tv-leader heeft doorgaans een lengte van 10 à 20 seconden, dan heb je het gehad. Je kunt het opnemen op beeldband en weer eens afdraaien, maar eigenlijk is het gebeurd op het moment dat het wordt uitgezonden. Dat zou frustrerend kunnen werken. Daar staat echter tegenover dat mijn tv-ontwerpen in één keer door enige miljoenen mensen tegelijkertijd worden gezien. Dat is een publiek dat met een tijdschrift- of boekomslag nagenoeg onbereikbaar is!’
(Graficus - april 1986)

N.a.v. de bekroning tijdens Televisions Design International in Keulen: De onderscheiding gold de totale presentatie van de Hoofdafdeling Ontwerp NOS van het afgelopen jaar en met name de uitermate succesvolle inhoudelijke bijdrage aan het symposium: de presentatie ‘TV design, for whom?’ van televisievormgever Frans Lasès en regisseur Leo Akkermans. Deze onorthodoxe, niet van zelfkritiek ontblote show, mag beschouwd worden als het hoogtepunt van het vijf dagen durende congres. (…) Opmerkelijk feit is, dat terwijl het centrale thema van het symposium ‘computer-graphics’ was, de bekroonde NOS bijdrage gekenmerkt werd door conventionele productiemethoden. Oorspronkelijkheid en eenvoud bleken te kunnen overtuigen.’
(NRC - 25 maart 1986)

(…) En wat is de opvatting van Frans Lasès? Wie hem en zijn werk kent kan hem zijn vooruitstrevendheid niet ontzeggen, en inderdaad: ‘De televisievormgever zou, de kunstenaar in de rug kijkend, een stapje vóór moeten lopen op de cliché’s die de commercie het publiek voorschotelt,’ zei hij in Keulen. ‘Een overtuigend ontwerper zal dat overleven, want later krijgt hij gelijk. Maar voorlopig heeft het een culturele meerwaarde, die per definitie geld kost in plaats van opbrengt.’ Dat die meerwaarde voorlopig de massa niet aanspreekt hoef je Frans Lasès niet te vertellen. Zijn vraag ‘Moet ik als conferencier dóórspelen, zonder applaus?’ beantwoordde hij op het Keulse symposium zelf meteen met: ‘Ja natuurlijk, the show must go on!’ Waarna hij tot besluit een treffende herinnering ophaalde aan zijn zoontje Hugo (7): ‘Toen we laatst gingen sjoelen vroeg hij voor we begonnen: ‘Pap, wat voor prijs is er te winnen?’ Waarop ik zei: ‘Maar er is helemaal geen prijs te winnen’. Teleurgesteld antwoordde hij: ‘Oh jammer, dan moet ik het voor mijn plezier doen.’
(Spreekbuis – maart 1986)

Lasès: ‘Heel veel zaken op het audiovisuele vlak komen overeen met het ontwerpen voor drukwerk. Als je het over ontwerpen hebt, heb je het over een aanpak, een filosofie, en niet direct over specialismen. Het vertrekpunt is over het algemeen hetzelfde. Je moet proberen vorm te geven aan iets wat er eerst nog niet was, en de bedoeling is om een bepaalde boodschap over te brengen, al dan niet aangedragen door een opdrachtgever. Is er geen boodschap, dan formuleer je die zelf. Dat is het kenmerkende van het ontwerper-zijn. Je werkt met een gegeven, je bent geen autonoom kunstenaar. Pas in de details gaat het écht verschillen. Daar waar je met beweging te maken krijgt, met duur. Hoe lang geef je de kijker de gelegenheid jouw ontwerpen te zien? Maar ook timing. Wanneer laat je het hem zien. En dan natuurlijk de factor geluid. Dat maakt het allemaal anders dan ontwerpen voor drukwerk. Maar nogmaals: de start is naar mijn idee hetzelfde.’ (…)
(Graficus – 1986)

N.a.v. het VARA logo: ‘De directie had al drie voorstellen van andere ontwerpers afgewezen. Uit irritatie maakte ik van een stukje rood papier een uitroepteken dat ik in het midden van die vier letters plakte. En dat werd geaccepteerd.’ Nu zegt hij: ‘De VARA verdient het uitroepteken niet meer. De socialistische omroep is tegenwoordig niet te onderscheiden van de andere zendgemachtigden.’ (…) ‘Het beeldmerk moest een nieuw symbool zijn zonder de socialistische ballast. Niemand zit meer te wachten op kraaiende hanen, een in morgenrood badende opkomende zon. Het logo is eenvoudig en herkenbaar, zonder toeters of bellen. Het refereert aan een slogan op een spandoek.’
(Algemeen Dagblad – november 1988)

Tom Poes, verzin iets spirituelers. ‘Je vraagt je af waarom Nederlandse televisievormgevers zich zo provinciaal gedragen door zo ‘internationaal’ te doen,’ zegt Lasès. De vroegere teamleider van wat tegenwoordig NOB Design heet, zou willen dat de Nederlandse televisievormgevers eens wat meer in de spiegel keken. Hij is ervan overtuigd dat ze dan vanzelf hun eigen typerende trekjes zullen ontdekken. Of ze zouden eens naar de Engelsen moeten luisteren, in plaats van er ademloos naar staren: ‘Nederlands design is zo bijzonder vanwege het Nederlandse karakter: zo eigenzinnig als de pest. Vanwaar dat minderwaardigheidscomplex? Op internationale (tv-design) congressen hoor je altijd weer – en in het bijzonder van Engelse zijde – dat Nederlanders weliswaar achter de techniek aan lopen, maar wat vormgeving betreft een volstrekt eigen identiteit hebben en er een avant-garde positie mee innemen.’
(Qwerty – 1988)

Nachdem Frans Lasès auf die im täglichen Umfeld allgegenwärtige bewegte Typografie aufmerksam gemacht hatte, wartete er mit einem brillanten typografischen Feuerwerk auf: Eine Videoshow mit akrobatischer Bildschirmtypografie. In geraffter Form wurde eine Auswahl seiner Arbeiten für das Holländische Fernsehen gezeigt. Lasès: ‘Bewegung is Leben, Leben ist Bewegung. Demnach ist Stillstand Verfall und Bewegung Fortschritt.’ So dauert eine Fernsehsequenz oft nicht länger als eine Sekunde, während derer vielleicht zweimal die Farbe gewechselt wird und si sich dreimal um die eigene Achse dreht. Selbst unbewegliche Objekte vermitteln dank der Kameraführung den Eindruck von Lebendigkeit. Trotzdem, so Lasès, liegt manchmal die Kunst der Bewegung in der kontrastierenden Ruhe, ebenso wie der begrenzte Einsatz von Farbe wirkungsvoller sein kann als eine Überdosis davon. Bewegung und Ruhe müssen überlegt eingesetzt werden und dürfen keinesfalls ausser Kontrolle geraten.(…)
(Deutscher Drucker - 1989, Der Polygraph – 1989)

Over zijn televisieprogramma’s
N.a.v. de items in ’Dag Meneer de Koekepeer’: ‘De beoordeling van wat wel of niet geschikt is, is heel intuïtief. En ik denk dat dat zo moet blijven. Als je wetenschappelijk onderzoek gaat doen naar kleuters bestaat het gevaar dat je probeert te maken wat zij willen. Dat mag natuurlijk niet, dan mis je de kans om grenzen te verleggen. Dan bied je ze niet de mogelijkheid om kennis te maken met dingen die zij zelf niet konden bedenken.’ (…)
(VPRO Gids - 1992)

Frans Lasès, die goochelaar met die bijzondere blik. Hoe doet íe het toch, vraag je je af. Keer op keer komt hij met een geweldig idee op de proppen. Is het omdat Frans Lasès nooit helemaal volwassen is geworden? ‘Wellicht,’ beaamt hij. ‘Maar met een kinderlijke geest kun je natuurlijk geen programma schrijven en op de rails zetten. Eigenlijk moet je met een kinderlijke blik naar de wereld kijken. Je altijd blijven verbazen. En ik ben heel visueel ingesteld: ik zet een knopje om en dan zit ik in een imaginaire wereld.’ (…) De korte stukjes met Oma Hondje (gespeeld door Kitty Courbois) fungeerden als een soort raamwerk voor een aantal korte, nogal uiteenlopende programma’s. Die opzet heeft te maken met Frans’ ongedurige karakter. Als kind kon hij in de speeltuin nauwelijks kiezen wat hij eerst wilde doen. ‘Volwassenen weten wat ze willen en gaan op hun doel af, dat is althans wat ze vaak pretenderen. Ik probeer dat niet te doen, zoals kinderen dat ook niet doen. De overeenkomst tussen hen en mij is dat de spanningsboog niet zo groot is. Daarom probeer ik veel verschillende dingen uit: korte items, snel daarna iets anders. Niet te lang hetzelfde, want in die tijd had ik ook iets nieuws kunnen doen.’ (…) ‘Als je de wereld een beetje positief wilt benaderen, moet je bij de jongste kinderen beginnen. Daar valt ten slotte nog wat te doen, zij staan nog overal voor open. Een belangrijke taak voor iemand die kinderprogramma’s maakt. Ik wil ze die veilige, beschermende wereld aanbieden, maar je moet ze ook een beetje trainen voor de hardere kanten van het leven. Ik probeer ze te prikkelen, en te laten zien dat volwassenen ook maar ouder geworden kinderen zijn.’
(Cinekid Festivalkrant – oktober 2005)

Waar haal je je inspiratie vandaan? ‘Het is niet zo dat de ideeën als vogelpoep uit de lucht komen vallen. Ze zitten al in mijn hoofd, het is alleen de kunst om erbij te komen. Daarvoor manoeuvreer ik mezelf in een bepaalde gemoedstoestand, waarin ik toegang krijg tot die fantasiewereld. Bij voorkeur onder een olijfboom in Portugal, ’s ochtends, of tijdens mijn dagelijkse afwasmomenten (daarom hebben we thuis geen afwasmachine).’ (…) Hoe weet je wat kinderen zo leuk vinden? ‘Daar denk ik nooit over na, maar ik kan mij goed verplaatsen in de belevingswereld van een kind. Gewichtigdoenerij van ‘volwassenen’ vind ik sneu. Ik maak de programma’s die ik als kind graag had willen zien en waar ik nu als volwassene ook naar zou kijken.’ Wat is jouw advies voor iedereen die programmamaker wil worden? Niet teveel televisie kijken, daardoor word je alleen maar beïnvloed. Ga aan de slag met tekenen, schrijven en filmen en zorg dat het gezien wordt. Blijf zo dicht mogelijk bij jezelf. Heb maling aan wat anderen ervan vinden. En vooral: nooit stoppen!’
(Kidsweek – 21 oktober 2005)

Over zijn boeken
‘Saartje en Sikje’
‘Het leukste voorleesboek van dit jaar. Zonder enige twijfel.’ (Haarlems Dagblad)
‘Een hartverwarmend boek over echte vriendschap, waarin de twee protagonisten een eigen gezicht krijgen, met schitterende illustraties van Sylvia Weve.’ (Website Voorleesweek)
‘Saartje en Sikje is een ideaal voorleesboek. Elk avontuur van de twee vrienden duurt steeds één bladzijde lang. Het zijn lieve verhaaltjes, maar ze worden nergens zoetsappig.’ (Leesfeest)
‘Een vreselijk leuk boekje over de innige vriendschap tussen een meisje en haar geitje. Kortom, een leuke aanwinst op de boekenplank.’ (Website Peuteren.nl)
‘Een boek waarin de kunst van het weglaten opgeld doet, en dat daardoor des te rijker is.’ (Website Leesplein)
‘De verhaaltjes van steeds een pagina lang bieden veel herkenning, maar ook meer dan dat: er worden, op een aangepast niveau, universele thema’s aangesneden, waarover met kinderen na het voorlezen kan worden nagepraat.’ (Boek en Jeugd Online)
‘Herkenbare, korte verhalen, voor op het nachtkastje van uw kleuter.’ (Libelle)
‘Dit stimulerende boek van de maker van veel succesvolle VPRO-programma’s voor kinderen biedt in verhaaltjes van een pagina een wereld aan waarin kinderen vanaf ca. 5 jaar veel van zichzelf kunnen vinden. In een goed bij kinderen aansluitende, soms poëtisch, dan weer grappig praktisch taalgebruik waarin de woordenschat af en toe verrassend veelzijdig is, worden mooie thema’s aangesneden.’ (NBD/Biblion)

‘Hier zijn ze weer: Aap en Beer’
‘(…) Jong zijn in de letteren en worden voorgelezen uit pareltjes van prentenboeken – daar hebben kleuters geen Boekenweek voor nodig. (Lezen)

‘Alles klaar? Vertrekken maar!’
‘Rijmen is goed voor de taalontwikkeling van kinderen. En als er wordt gerijmd op het niveau van Frans Lasès, dan zit het ook met het verhaal wel goed.’ (Ouders Online)
‘Dit bundeltje gedichten valt gelijk op. Bijna jammer dat er op de omslag ‘Kleuterversjes van Frans Lasès’ staat. (Vijftig Wereldboeken)

‘Oma’s knie’
‘Schrijver Frans Lasès heeft de enigszins absurde toon van de situatie goed weten te treffen door zijn speelse vertelling op rijm te zetten. Er zit daardoor ook een mooie cadans in het verhaal.’ (De Morgen)
‘De korte tekst op rijm leent zich uitstekend om voor te lezen. Dit is een bijzonder prentenboek met veel humor en vaart.’ (De Standaard)
‘Prachtig te lezen hoe iets kleins in het hoofd van een kind kan groeien tot iets reusachtigs. Het verhaal is op rijm geschreven en leest prettig voor.’ (Website Peuteren)
‘Fantasie te over in dit grappige prentenboek. De kleine collages geven Fransjes verbeelding perfect weer en de tekst op rijm leest makkelijk voor.’ (Voorleeskrant)

‘Piep mag Mauw zeggen’
‘De vlotte schrijfstijl van Lasès combineert fantastisch met de speelse kleurrijke prenten van Schamp.’ (Vijftig Wereldboeken)
‘De korte verhalen zijn stuk voor stuk origineel en lopen goed af. Het is de maker goed gelukt de hoofdpersonen een karakter te geven en in de wereld van een kind te stappen.’ (Nederlands Dagblad)
‘Het charmante uitgangspunt en de variatie geven een meerwaarde aan deze eenvoudige, sentimentele verhaaltjes.’ (Leeswelp)
‘Een erg mooi geheel.’ (Pluizuit)

‘Boekwerk, 28 katernen van het Wereldboek’
De Volkskrant waardeerde deze uitgave (eindredactie Frans Lasès) met vijf sterren.

‘Ik voel me zo’
‘Lasès laat de kinderen in hun eigen woorden vertellen, met soms een vreemde woordkeuze tot gevolg. Hierdoor slaagt hij er echter ook in om de authenticiteit en geloofwaardigheid van de gesprekken te versterken. Ik voel me zo geeft een inkijk in de gevoelswereld van jonge mensen, waar je normaliter niet zomaar toegang tot hebt.’ (De Leeswelp)
‘Waardevol en boeiend boek over emoties en gevoelens bij kinderen.’ (Kinderboeken blog)
‘Een absolute aanrader!’ (Villa Kakelbont)
’Een fijn samen-op-de-bank-boek voor bovenbouwers.’ (Leesgoed)
‘Prachtig uitgegeven boek. Een echte aanrader.’ (Leesplezier.net)

‘Karina schildert’
‘Een erg mooi verhaal over je eigen ding doen. De tekst is kort en bondig, en vertelt precies wat nodig is. Een wonderlijk boek met een hartverwarmend verhaal.’ (Coole Suggesties)
‘Ondanks het niet zo evidente onderwerp – abstracte kunst – is dit kleurrijke prentenboek voor kinderen heel genietbaar. Volwassenen ontdekken de dubbele bodems en verwijzingen naar andere kunstenaars.’
(De Bovenste Plank)
‘Dit kleurrijke prentenboek openbaart op een heldere wijze de passie van kunstenaars. Dit doen de beide makers met veel humor en lichte satire. De tekst is eenvoudig en gevat. Alsof Lasès het hoofdpersonage observeert en haar daden en overpeinzingen beschrijft met een lichte afstandelijkheid. Een origineel prentenboek over kunst dat je meer biedt dan een goed verhaal. Voor de meerwaardezoeker een aanrader.’ (Pluizuit)
‘Ondanks de minder voor de hand liggende thematiek houdt Lasès het in zijn vertelling behoorlijk licht en ludiek. Daarin wordt hij uitstekend bijgestaan door illustrator Pieter van Eenoge. ‘Voor alle leeftijden’ is hier zeker op zijn plaats. (De Morgen)
‘De uitgave is zelf een voorbeeld van Karina’s ‘boodschap’: wees jezelf, geniet van je talent en blijf trouw aan wat je diep in je hart voelt. Opvallend, mooi vormgegeven en leeftijdloos prentenboek. (De Boekensalon)